vervoeging van de bedrijvende vorm van sorteren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | sorteren | te sorteren | ||||||||
toekomend | zullen sorteren | te zullen sorteren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gesorteerd | te hebben gesorteerd | ||||||||
toekomend | gesorteerd zullen hebben | gesorteerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
sorterend | gesorteerd | ev. sorteer |
mv. verouderd sorteert |
sortere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | sorteer | sorteert | sorteert | sorteert | sorteert | sorteren | sorteren | sorteren | |||
verleden (o.v.t.) | sorteerde | sorteerde | sorteerde | sorteerde | sorteerde | sorteerden | sorteerden | sorteerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal sorteren | zult/zal sorteren | zult/zal sorteren | zult sorteren | zal sorteren | zullen sorteren | zullen sorteren | zullen sorteren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou sorteren | zou sorteren | zou(dt) sorteren | zoudt sorteren | zou sorteren | zouden sorteren | zouden sorteren | zouden sorteren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gesorteerd | hebt gesorteerd | hebt/heeft gesorteerd | hebt gesorteerd | heeft gesorteerd | hebben gesorteerd | hebben gesorteerd | hebben gesorteerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gesorteerd | had gesorteerd | had gesorteerd | hadt gesorteerd | had gesorteerd | hadden gesorteerd | hadden gesorteerd | hadden gesorteerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gesorteerd hebben | zal/zult gesorteerd hebben | zult/zal gesorteerd hebben | zult gesorteerd hebben | zal gesorteerd hebben | zullen gesorteerd hebben | zullen gesorteerd hebben | zullen gesorteerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gesorteerd hebben | zou gesorteerd hebben | zou/zoudt gesorteerd hebben | zoudt gesorteerd hebben | zou gesorteerd hebben | zouden gesorteerd hebben | zouden gesorteerd hebben | zouden gesorteerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gesorteerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gesorteerd | er is gesorteerd | |||||||||
verleden | er werd gesorteerd | er was gesorteerd | |||||||||
toekomend | er zal gesorteerd worden | er zal gesorteerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gesorteerd worden | er zou gesorteerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gesorteerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gesorteerd worden | gesorteerd te worden | ||||||||
toekomend | gesorteerd zullen worden | gesorteerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gesorteerd zijn | gesorteerd te zijn | ||||||||
toekomend | gesorteerd zullen zijn | gesorteerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gesorteerd | wordt gesorteerd | wordt gesorteerd | wordt gesorteerd | wordt gesorteerd | worden gesorteerd | worden gesorteerd | worden gesorteerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gesorteerd | werd gesorteerd | werd gesorteerd | werdt gesorteerd | werd gesorteerd | werden gesorteerd | werden gesorteerd | werden gesorteerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gesorteerd worden | zult gesorteerd worden | zult gesorteerd worden | zult gesorteerd worden | zal gesorteerd worden | zullen gesorteerd worden | zullen gesorteerd worden | zullen gesorteerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gesorteerd worden | zou gesorteerd worden | zou/zoudt gesorteerd worden | zoudt gesorteerd worden | zou gesorteerd worden | zouden gesorteerd worden | zouden gesorteerd worden | zouden gesorteerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gesorteerd | bent gesorteerd | bent/is gesorteerd | zijt gesorteerd | is gesorteerd | zijn gesorteerd | zijn gesorteerd | zijn gesorteerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gesorteerd | was gesorteerd | was gesorteerd | waart gesorteerd | was gesorteerd | waren gesorteerd | waren gesorteerd | waren gesorteerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gesorteerd zijn | zult gesorteerd zijn | zult gesorteerd zijn | zult gesorteerd zijn | zal gesorteerd zijn | zullen gesorteerd zijn | zullen gesorteerd zijn | zullen gesorteerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gesorteerd zijn | zou gesorteerd zijn | zou/zoudt gesorteerd zijn | zoudt gesorteerd zijn | zou gesorteerd zijn | zouden gesorteerd zijn | zouden gesorteerd zijn | zouden gesorteerd zijn |