spinnen/vervoeging

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord spinnen/vervoeging. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord spinnen/vervoeging, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je spinnen/vervoeging in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord spinnen/vervoeging is hier. De definitie van het woord spinnen/vervoeging zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanspinnen/vervoeging, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.

1 (van katten) een snorrend geluid maken
2 (van voertuigen, ballen enz.) een om zijn as draaiende, rondtollende beweging maken

vervoeging van de bedrijvende vorm van spinnen
onbepaalde wijs kort lang
onvoltooid tegenwoordig spinnen te spinnen
toekomend zullen spinnen te zullen spinnen
voltooid tegenwoordig hebben gespind te hebben gespind
toekomend gespind zullen hebben gespind te zullen hebben
onvoltooid deelwoord voltooid deelwoord gebiedende wijs aanvoegende wijs
spinnend gespind ev.
spin		 mv. verouderd
spint		 spinne
aantonende wijs enkelvoud meervoud
onvoltooid eerste tweede derde eerste tweede derde
ik jij, je u gij, ge hij, zij, het wij, we jullie zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.) spin spint spint spint spint spinnen spinnen spinnen
verleden (o.v.t.) spinde spinde spinde spinde spinde spinden spinden spinden
toekomend (o.t.t.t.) zal spinnen zult/zal spinnen zult/zal spinnen zult spinnen zal spinnen zullen spinnen zullen spinnen zullen spinnen
voorwaardelijk (o.v.t.t.) zou spinnen zou spinnen zou(dt) spinnen zoudt spinnen zou spinnen zouden spinnen zouden spinnen zouden spinnen
voltooid eerste tweede derde eerste tweede derde
ik jij, je u gij hij, zij, het wij jullie zij
tegenwoordig (v.t.t.) heb gespind hebt gespind hebt/heeft gespind hebt gespind heeft gespind hebben gespind hebben gespind hebben gespind
verleden (v.v.t.) had gespind had gespind had gespind hadt gespind had gespind hadden gespind hadden gespind hadden gespind
toekomend (v.t.t.t.) zal gespind hebben zal/zult gespind hebben zult/zal gespind hebben zult gespind hebben zal gespind hebben zullen gespind hebben zullen gespind hebben zullen gespind hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.) zou gespind hebben zou gespind hebben zou/zoudt gespind hebben zoudt gespind hebben zou gespind hebben zouden gespind hebben zouden gespind hebben zouden gespind hebben
onpersoonlijke lijdende vorm gespind worden
onvoltooid voltooid
tegenwoordig er wordt gespind er is gespind
verleden er werd gespind er was gespind
toekomend er zal gespind worden er zal gespind zijn
voorwaardelijk er zou gespind worden er zou gespind zijn


vervoeging van de bedrijvende vorm van spinnen
onbepaalde wijs kort lang
onvoltooid tegenwoordig spinnen te spinnen
toekomend zullen spinnen te zullen spinnen
voltooid tegenwoordig hebben gesponnen te hebben gesponnen
toekomend gesponnen zullen hebben gesponnen te zullen hebben
onvoltooid deelwoord voltooid deelwoord gebiedende wijs aanvoegende wijs
spinnend gesponnen ev.
spin		 mv. verouderd
spint		 spinne
aantonende wijs enkelvoud meervoud
onvoltooid eerste tweede derde eerste tweede derde
ik jij, je u gij, ge hij, zij, het wij, we jullie zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.) spin spint spint spint spint spinnen spinnen spinnen
verleden (o.v.t.) spon spon spon spont spon sponnen sponnen sponnen
toekomend (o.t.t.t.) zal spinnen zult/zal spinnen zult/zal spinnen zult spinnen zal spinnen zullen spinnen zullen spinnen zullen spinnen
voorwaardelijk (o.v.t.t.) zou spinnen zou spinnen zou(dt) spinnen zoudt spinnen zou spinnen zouden spinnen zouden spinnen zouden spinnen
voltooid eerste tweede derde eerste tweede derde
ik jij, je u gij hij, zij, het wij jullie zij
tegenwoordig (v.t.t.) heb gesponnen hebt gesponnen hebt/heeft gesponnen hebt gesponnen heeft gesponnen hebben gesponnen hebben gesponnen hebben gesponnen
verleden (v.v.t.) had gesponnen had gesponnen had gesponnen hadt gesponnen had gesponnen hadden gesponnen hadden gesponnen hadden gesponnen
toekomend (v.t.t.t.) zal gesponnen hebben zal/zult gesponnen hebben zult/zal gesponnen hebben zult gesponnen hebben zal gesponnen hebben zullen gesponnen hebben zullen gesponnen hebben zullen gesponnen hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.) zou gesponnen hebben zou gesponnen hebben zou/zoudt gesponnen hebben zoudt gesponnen hebben zou gesponnen hebben zouden gesponnen hebben zouden gesponnen hebben zouden gesponnen hebben
onpersoonlijke lijdende vorm gesponnen worden
onvoltooid voltooid
tegenwoordig er wordt gesponnen er is gesponnen
verleden er werd gesponnen er was gesponnen
toekomend er zal gesponnen worden er zal gesponnen zijn
voorwaardelijk er zou gesponnen worden er zou gesponnen zijn


Enciclo
Wikious
Sapientia
Scientia
Boobota
Anandapedia
Sagapedia
Wikithot