sprinter

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord sprinter. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord sprinter, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je sprinter in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord sprinter is hier. De definitie van het woord sprinter zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vansprinter, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
sprinter klaar voor de start
Zoetermeer sprinter
  • sprin·ter
enkelvoud meervoud
naamwoord sprinter sprinters
verkleinwoord sprintertje sprintertjes

de sprinterm

  1. iets of iemand die heel snel korte afstanden kan afleggen
    • Voorafgaand aan zijn winnende 1.000 meter huppelde hij minutenlang zenuwachtig door de catacomben van de Oval. Nog eens spieren losmaken die allang los waren. “Natuurlijk ben je zenuwachtig.” Hij had op de wedstrijddag steun aan Jan Smeekens, zijn ploeggenoot die een dag eerder ook al zijn eerste wereldtitel pakte, op de 500 meter. De sprinter hielp hem bij de warming-up. “Jan is een enorme gentleman”, loofde Nuis. [3] 
  2. een stoptrein (in Nederland)
    • De NS zegt in een reactie dat hoewel ConsumentenClaim al langer met een rechtsgang dreigde, men niettemin geschrokken is van de claim. Een woordvoerder spreekt van “Amerikaanse toestanden”. “De afgelopen periode hebben we ontzettend veel maatregelen genomen om de drukte het hoofd te bieden, waaronder de aankoop van 62 nieuwe sprinters”, aldus de NS. “Daarover staan we ook in nauw contact met reizigersorganisatie Rover. Drukte hoort er helaas bij in de spits in Nederland. ConsumentenClaim reduceert dit nu tot een kwestie van geld, en dat vinden wij jammer.” [4] 
  3. (wielrennen) wielrenner die tijdens een wielerwedstrijd een sprintje trekt
  4. (wielrennen) wielrenner die goed is of gespecialiseerd is in het sprinten tijdens een wielerwedstrijd
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]
  1. sprinter op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. NRC Maarten Scholten 11 februari 2017
  4. NRC Clara van de Wiel 26 januari 2017
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be