vervoeging van de bedrijvende vorm van tegentekenen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | tegentekenen | tegen te tekenen | ||||||
toekomend | zullen tegentekenen tegen zullen tekenen |
te zullen tegentekenen tegen te zullen tekenen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | tegengetekend | te tegengetekend | ||||||
toekomend | tegengetekend zullen | tegengetekend te zullen | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
tegentekenend | tegengetekend | ev. teken tegen |
mv. verouderd tekent tegen |
tekene tegen (bijzin) tegentekene | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | teken tegen | tekent tegen | tekent tegen | tekent tegen | tekent tegen | tekenen tegen | tekenen tegen | tekenen tegen | |
verleden (o.v.t.) | tekende tegen | tekende tegen | tekende tegen | tekende tegen | tekende tegen | tekenden tegen | tekenden tegen | tekenden tegen | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal tegentekenen | zult/zal tegentekenen | zult/zal tegentekenen | zult tegentekenen | zal tegentekenen | zullen tegentekenen | zullen tegentekenen | zullen tegentekenen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou tegentekenen | zou tegentekenen | zou(dt) tegentekenen | zoudt tegentekenen | zou tegentekenen | zouden tegentekenen | zouden tegentekenen | zouden tegentekenen | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | tegenteken | tegentekent | tegentekent | tegentekent | tegentekent | tegentekenen | tegentekenen | tegentekenen | |
verleden (o.v.t.) | tegentekende | tegentekende | tegentekende | tegentekende | tegentekende | tegentekenden | tegentekenden | tegentekenden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal tegentekenen tegen zal tekenen |
zult/zal tegentekenen tegen zult/zal tekenen |
zult/zal tegentekenen tegen zult/zal tekenen |
zult tegentekenen tegen zult tekenen |
zal tegentekenen tegen zal tekenen |
zullen tegentekenen tegen zullen tekenen |
zullen tegentekenen tegen zullen tekenen |
zullen tegentekenen tegen zullen tekenen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou tegentekenen tegen zou tekenen |
zou tegentekenen tegen zou tekenen |
zou(dt) tegentekenen tegen zou(dt) tekenen |
zoudt tegentekenen tegen zoudt tekenen |
zou tegentekenen tegen zou tekenen |
zouden tegentekenen tegen zouden tekenen |
zouden tegentekenen tegen zouden tekenen |
zouden tegentekenen tegen zouden tekenen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij |