vervoeging van de bedrijvende vorm van terugkennen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | terugkennen | terug te kennen | ||||||
toekomend | zullen terugkennen terug zullen kennen |
te zullen terugkennen terug te zullen kennen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | teruggekend | te teruggekend | ||||||
toekomend | teruggekend zullen | teruggekend te zullen | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
terugkennend | teruggekend | ev. ken terug |
mv. verouderd kent terug |
kenne terug (bijzin) terugkenne | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | ken terug | kent terug | kent terug | kent terug | kent terug | kennen terug | kennen terug | kennen terug | |
verleden (o.v.t.) | kende terug | kende terug | kende terug | kende terug | kende terug | kenden terug | kenden terug | kenden terug | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal terugkennen | zult/zal terugkennen | zult/zal terugkennen | zult terugkennen | zal terugkennen | zullen terugkennen | zullen terugkennen | zullen terugkennen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou terugkennen | zou terugkennen | zou(dt) terugkennen | zoudt terugkennen | zou terugkennen | zouden terugkennen | zouden terugkennen | zouden terugkennen | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | terugken | terugkent | terugkent | terugkent | terugkent | terugkennen | terugkennen | terugkennen | |
verleden (o.v.t.) | terugkende | terugkende | terugkende | terugkende | terugkende | terugkenden | terugkenden | terugkenden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal terugkennen terug zal kennen |
zult/zal terugkennen terug zult/zal kennen |
zult/zal terugkennen terug zult/zal kennen |
zult terugkennen terug zult kennen |
zal terugkennen terug zal kennen |
zullen terugkennen terug zullen kennen |
zullen terugkennen terug zullen kennen |
zullen terugkennen terug zullen kennen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou terugkennen terug zou kennen |
zou terugkennen terug zou kennen |
zou(dt) terugkennen terug zou(dt) kennen |
zoudt terugkennen terug zoudt kennen |
zou terugkennen terug zou kennen |
zouden terugkennen terug zouden kennen |
zouden terugkennen terug zouden kennen |
zouden terugkennen terug zouden kennen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij |