|
|
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tijd | tijden |
verkleinwoord | tijdje | tijdjes |
de tijd m
|
|
eenheden van tijd in het Nederlands (nld) |
---|
yoctoseconde • zeptoseconde • attoseconde • femtoseconde • picoseconde • nanoseconde • microseconde • milliseconde • centiseconde • deciseconde • seconde • decaseconde • hectoseconde • kiloseconde • megaseconde • gigaseconde • teraseconde • petaseconde • exaseconde • zettaseconde • yottaseconde |
seconde • minuut • kwartier • uur • dag / etmaal / nychthemeron • week • decade • maand / maanmaand • kwartaal / trimester / jaargetijde / seizoen • tertaal • semester • jaar / annum • lustrum • decennium • generatie • eeuw / hectoannum • millennium / kiloannum • mega-annum • giga-annum |
Zich aanpassen of veranderen naargelang de in de loop van de tijd gewijzigde omstandigheden
heel modern zijn, vernieuwend zijn
|
Met het verstrijken van de tijd worden negatieve herinneringen zwakker en de erge/verdrietige/zware/kwaadmakende dingen minder erg
Men kan iedere minuut in (werk)tijd gebruiken voor productieve activiteiten. Dus alle verspilde tijd is ook geldverspilling
De tijd gaat sneller voorbij dan je denkt
Na verloop van tijd is er bekend hoe het gegaan is
Misschien komen er negatieve consequenties, maar dat duurt nog zo lang dat het voor mijzelf niet meer van belang is (vgl. Na mij de zondvloed)
Door het verloop van tijd komt de oplossing vanzelf aanzetten
Men moet het aanpakken en geen tijd met onbelangrijke dingen verspillen
|
|
tijd
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |