Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
time. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
time, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
time in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
time is hier. De definitie van het woord
time zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
time, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
time
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van timen
- gebiedende wijs van timen
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van timen
- aanvoegende wijs van timen
- Wie rustig van de tentoonstelling wil genieten, time zijn bezoek zorgvuldig: alleen op werkdagen heel vroeg en rond etenstijd lijkt de bezoekersstroom iets minder groot.
73 % |
van de Nederlanders;
|
68 % |
van de Vlamingen.
|
time
- tijd
- keer, maal
- Afkomstig van het Oudnoorse woord tími.
time
- synchroniseren (op dezelfde tijd instellen als iets anders)
- timen (een tijdschema voor een feest of event opstellen)
- «Arrangementet var godt timet.»
- Het evenement was goed getimed.
time m
- (natuurkunde) uur
- «Folkemengden har stått i kulda i flere timer, enkelte er her for sjette dagen på rad.»
- Het volk heeft een aantal uren in de kou gestaan; sommigen zijn hier voor de zesde dag op rij.
- lesuur
- «I skolen varer en time 40 eller 45 minutter.»
- In school duurt een lesuur 40 of 45 minuten.
- een meer onbepaalde tijd, zoals een tussenuur of snipperuur.
- «Jeg trodde min siste time var kommet.»
- Ik dacht dat mijn laatste uur had geslagen.
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: /ˡtiːmə/
- (werkwoord: betekenis "synchroniseren, timen") IPA: /ˈtaime/
- (Werkwoord ) afkomstig van het Oudnoorse woord tími.
- (Werkwoord ) misschien vervorming van kime naar time.
- (Naamwoord) afkomstig van het Oudnoorse woord tími.
time
- synchroniseren (op dezelfde tijd instellen als iets anders)
- timen (een tijdschema voor een feest of event opstellen)
- «Arrangementet var godt timet.»
- Het evenement was goed getimed.
time
- zin hebben, zich gunnen, zich veroorloven kunnen.
- «Han timde ikkje ete.»
- Hij had geen zin om te eten.
- lijden, plagen, vreten aan, teren
- «Kva er det som timer deg?»
- Wat is het dat aan je vreet?
time
- luiden, inluiden
time m
- (natuurkunde) uur
- lesuur
- een meer onbepaalde tijd, zoals een tussenuur of snipperuur.