10 Resultaten gevonden voor "vastrijden/vervoeging".

vastrijden/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van vastrijden onbepaalde wijs kort lang onvoltooid tegenwoordig vastrijden vast te rijden toekomend zullen vastrijden...


vastrijdend

Geluid:  vastrijdend    (hulp, bestand) vast·rij·dend vastrijdend onvoltooid deelwoord van vastrijden Het woord vastrijdend staat in de Woordenlijst Nederlandse...


vastrijdende

Geluid:  vastrijdende    (hulp, bestand) vast·rij·den·de vastrijdende verbogen vorm van vastrijdend, het onvoltooid deelwoord van vastrijden Het woord...


vastrijd

Geluid:  vastrijd    (hulp, bestand) vast·rijd vastrijd (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vastrijden ... dat ik vastrijd.  Het...


vastgereden

Geluid:  vastgereden    (hulp, bestand) vast·ge·re·den vervoeging van vastrijden: voltooid deelwoord (van het scheidbare werkwoord) en een klinkerwisseling...


rijd vast

van vastrijden Ik rijd vast.  gebiedende wijs van vastrijden Rijd vast!  (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vastrijden Rijd...


rijdt vast

enkelvoud tegenwoordige tijd van vastrijden Jij rijdt vast.  derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vastrijden Hij rijdt vast.  (verouderd) gebiedende...


vastrijdt

tegenwoordige tijd van vastrijden ... dat jij vastrijdt.  (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vastrijden ... dat hij vastrijdt...


vastreed

bestand) vast·reed vastreed (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van vastrijden ... dat ik vastreed.  ... dat jij vastreed.  ... dat hij, zij, het vastreed...


vastreden

bestand) vast·re·den vastreden (in een bijzin) meervoud verleden tijd van vastrijden ...dat wij vastreden.  ...dat jullie vastreden.  ...dat zij vastreden...