vervoeging van de bedrijvende vorm van vastrijden onbepaalde wijs kort lang onvoltooid tegenwoordig vastrijden vast te rijden toekomend zullen vastrijden...
Geluid: vastrijdend (hulp, bestand) vast·rij·dend vastrijdend onvoltooid deelwoord van vastrijden Het woord vastrijdend staat in de Woordenlijst Nederlandse...
Geluid: vastrijdende (hulp, bestand) vast·rij·den·de vastrijdende verbogen vorm van vastrijdend, het onvoltooid deelwoord van vastrijden Het woord...
Geluid: vastrijd (hulp, bestand) vast·rijd vastrijd (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vastrijden ... dat ik vastrijd. Het...
Geluid: vastgereden (hulp, bestand) vast·ge·re·den vervoeging van vastrijden: voltooid deelwoord (van het scheidbare werkwoord) en een klinkerwisseling...
van vastrijden Ik rijd vast. gebiedende wijs van vastrijden Rijd vast! (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vastrijden Rijd...
enkelvoud tegenwoordige tijd van vastrijden Jij rijdt vast. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vastrijden Hij rijdt vast. (verouderd) gebiedende...
tegenwoordige tijd van vastrijden ... dat jij vastrijdt. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vastrijden ... dat hij vastrijdt...
bestand) vast·reed vastreed (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van vastrijden ... dat ik vastreed. ... dat jij vastreed. ... dat hij, zij, het vastreed...
bestand) vast·re·den vastreden (in een bijzin) meervoud verleden tijd van vastrijden ...dat wij vastreden. ...dat jullie vastreden. ...dat zij vastreden...