vervoeging van de bedrijvende vorm van veralgemenen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | veralgemenen | te veralgemenen | ||||||||
toekomend | zullen veralgemenen | te zullen veralgemenen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben veralgemeend | te hebben veralgemeend | ||||||||
toekomend | veralgemeend zullen hebben | veralgemeend te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
veralgemenend | veralgemeend | ev. veralgemeen |
mv. verouderd veralgemeent |
veralgemene | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | veralgemeen | veralgemeent | veralgemeent | veralgemeent | veralgemeent | veralgemenen | veralgemenen | veralgemenen | |||
verleden (o.v.t.) | veralgemeende | veralgemeende | veralgemeende | veralgemeende | veralgemeende | veralgemeenden | veralgemeenden | veralgemeenden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal veralgemenen | zult/zal veralgemenen | zult/zal veralgemenen | zult veralgemenen | zal veralgemenen | zullen veralgemenen | zullen veralgemenen | zullen veralgemenen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou veralgemenen | zou veralgemenen | zou(dt) veralgemenen | zoudt veralgemenen | zou veralgemenen | zouden veralgemenen | zouden veralgemenen | zouden veralgemenen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb veralgemeend | hebt veralgemeend | hebt/heeft veralgemeend | hebt veralgemeend | heeft veralgemeend | hebben veralgemeend | hebben veralgemeend | hebben veralgemeend | |||
verleden (v.v.t.) | had veralgemeend | had veralgemeend | had veralgemeend | hadt veralgemeend | had veralgemeend | hadden veralgemeend | hadden veralgemeend | hadden veralgemeend | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal veralgemeend hebben | zal/zult veralgemeend hebben | zult/zal veralgemeend hebben | zult veralgemeend hebben | zal veralgemeend hebben | zullen veralgemeend hebben | zullen veralgemeend hebben | zullen veralgemeend hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou veralgemeend hebben | zou veralgemeend hebben | zou/zoudt veralgemeend hebben | zoudt veralgemeend hebben | zou veralgemeend hebben | zouden veralgemeend hebben | zouden veralgemeend hebben | zouden veralgemeend hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm veralgemeend worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt veralgemeend | er is veralgemeend | |||||||||
verleden | er werd veralgemeend | er was veralgemeend | |||||||||
toekomend | er zal veralgemeend worden | er zal veralgemeend zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou veralgemeend worden | er zou veralgemeend zijn | |||||||||
lijdende vorm veralgemeend worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | veralgemeend worden | veralgemeend te worden | ||||||||
toekomend | veralgemeend zullen worden | veralgemeend te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | veralgemeend zijn | veralgemeend te zijn | ||||||||
toekomend | veralgemeend zullen zijn | veralgemeend te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word veralgemeend | wordt veralgemeend | wordt veralgemeend | wordt veralgemeend | wordt veralgemeend | worden veralgemeend | worden veralgemeend | worden veralgemeend | |||
verleden (o.v.t.) | werd veralgemeend | werd veralgemeend | werd veralgemeend | werdt veralgemeend | werd veralgemeend | werden veralgemeend | werden veralgemeend | werden veralgemeend | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal veralgemeend worden | zult veralgemeend worden | zult veralgemeend worden | zult veralgemeend worden | zal veralgemeend worden | zullen veralgemeend worden | zullen veralgemeend worden | zullen veralgemeend worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou veralgemeend worden | zou veralgemeend worden | zou/zoudt veralgemeend worden | zoudt veralgemeend worden | zou veralgemeend worden | zouden veralgemeend worden | zouden veralgemeend worden | zouden veralgemeend worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben veralgemeend | bent veralgemeend | bent/is veralgemeend | zijt veralgemeend | is veralgemeend | zijn veralgemeend | zijn veralgemeend | zijn veralgemeend | |||
verleden (v.v.t.) | was veralgemeend | was veralgemeend | was veralgemeend | waart veralgemeend | was veralgemeend | waren veralgemeend | waren veralgemeend | waren veralgemeend | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal veralgemeend zijn | zult veralgemeend zijn | zult veralgemeend zijn | zult veralgemeend zijn | zal veralgemeend zijn | zullen veralgemeend zijn | zullen veralgemeend zijn | zullen veralgemeend zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou veralgemeend zijn | zou veralgemeend zijn | zou/zoudt veralgemeend zijn | zoudt veralgemeend zijn | zou veralgemeend zijn | zouden veralgemeend zijn | zouden veralgemeend zijn | zouden veralgemeend zijn |