vervoeging van de bedrijvende vorm van verhuizen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | verhuizen | te verhuizen | ||||||||
toekomend | zullen verhuizen | te zullen verhuizen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben[1]/zijn[2] verhuisd | te hebben[1]/zijn[2] verhuisd | ||||||||
toekomend | verhuisd zullen hebben[1]/zijn[2] | verhuisd te zullen hebben[1]/zijn[2] | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
verhuizend | verhuisd | ev. verhuis |
mv. verouderd verhuist |
verhuize | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | verhuis | verhuist | verhuist | verhuist | verhuist | verhuizen | verhuizen | verhuizen | |||
verleden (o.v.t.) | verhuisde | verhuisde | verhuisde | verhuisde | verhuisde | verhuisden | verhuisden | verhuisden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal verhuizen | zult/zal verhuizen | zult/zal verhuizen | zult verhuizen | zal verhuizen | zullen verhuizen | zullen verhuizen | zullen verhuizen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou verhuizen | zou verhuizen | zou(dt) verhuizen | zoudt verhuizen | zou verhuizen | zouden verhuizen | zouden verhuizen | zouden verhuizen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
onpersoonlijke lijdende vorm verhuisd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt verhuisd | er is verhuisd | |||||||||
verleden | er werd verhuisd | er was verhuisd | |||||||||
toekomend | er zal verhuisd worden | er zal verhuisd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou verhuisd worden | er zou verhuisd zijn | |||||||||
lijdende vorm verhuisd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | verhuisd worden | verhuisd te worden | ||||||||
toekomend | verhuisd zullen worden | verhuisd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | verhuisd zijn | verhuisd te zijn | ||||||||
toekomend | verhuisd zullen zijn | verhuisd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word verhuisd | wordt verhuisd | wordt verhuisd | wordt verhuisd | wordt verhuisd | worden verhuisd | worden verhuisd | worden verhuisd | |||
verleden (o.v.t.) | werd verhuisd | werd verhuisd | werd verhuisd | werdt verhuisd | werd verhuisd | werden verhuisd | werden verhuisd | werden verhuisd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal verhuisd worden | zult verhuisd worden | zult verhuisd worden | zult verhuisd worden | zal verhuisd worden | zullen verhuisd worden | zullen verhuisd worden | zullen verhuisd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou verhuisd worden | zou verhuisd worden | zou/zoudt verhuisd worden | zoudt verhuisd worden | zou verhuisd worden | zouden verhuisd worden | zouden verhuisd worden | zouden verhuisd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben verhuisd | bent verhuisd | bent/is verhuisd | zijt verhuisd | is verhuisd | zijn verhuisd | zijn verhuisd | zijn verhuisd | |||
verleden (v.v.t.) | was verhuisd | was verhuisd | was verhuisd | waart verhuisd | was verhuisd | waren verhuisd | waren verhuisd | waren verhuisd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal verhuisd zijn | zult verhuisd zijn | zult verhuisd zijn | zult verhuisd zijn | zal verhuisd zijn | zullen verhuisd zijn | zullen verhuisd zijn | zullen verhuisd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou verhuisd zijn | zou verhuisd zijn | zou/zoudt verhuisd zijn | zoudt verhuisd zijn | zou verhuisd zijn | zouden verhuisd zijn | zouden verhuisd zijn | zouden verhuisd zijn |