vervoeging van de bedrijvende vorm van verleren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | verleren | te verleren | ||||||||
toekomend | zullen verleren | te zullen verleren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben verleerd | te hebben verleerd | ||||||||
toekomend | verleerd zullen hebben | verleerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
verlerend | verleerd | ev. verleer |
mv. verouderd verleert |
verlere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | verleer | verleert | verleert | verleert | verleert | verleren | verleren | verleren | |||
verleden (o.v.t.) | verleerde | verleerde | verleerde | verleerde | verleerde | verleerden | verleerden | verleerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal verleren | zult/zal verleren | zult/zal verleren | zult verleren | zal verleren | zullen verleren | zullen verleren | zullen verleren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou verleren | zou verleren | zou(dt) verleren | zoudt verleren | zou verleren | zouden verleren | zouden verleren | zouden verleren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb verleerd | hebt verleerd | hebt/heeft verleerd | hebt verleerd | heeft verleerd | hebben verleerd | hebben verleerd | hebben verleerd | |||
verleden (v.v.t.) | had verleerd | had verleerd | had verleerd | hadt verleerd | had verleerd | hadden verleerd | hadden verleerd | hadden verleerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal verleerd hebben | zal/zult verleerd hebben | zult/zal verleerd hebben | zult verleerd hebben | zal verleerd hebben | zullen verleerd hebben | zullen verleerd hebben | zullen verleerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou verleerd hebben | zou verleerd hebben | zou/zoudt verleerd hebben | zoudt verleerd hebben | zou verleerd hebben | zouden verleerd hebben | zouden verleerd hebben | zouden verleerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm verleerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt verleerd | er is verleerd | |||||||||
verleden | er werd verleerd | er was verleerd | |||||||||
toekomend | er zal verleerd worden | er zal verleerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou verleerd worden | er zou verleerd zijn | |||||||||
lijdende vorm verleerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | verleerd worden | verleerd te worden | ||||||||
toekomend | verleerd zullen worden | verleerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | verleerd zijn | verleerd te zijn | ||||||||
toekomend | verleerd zullen zijn | verleerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word verleerd | wordt verleerd | wordt verleerd | wordt verleerd | wordt verleerd | worden verleerd | worden verleerd | worden verleerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd verleerd | werd verleerd | werd verleerd | werdt verleerd | werd verleerd | werden verleerd | werden verleerd | werden verleerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal verleerd worden | zult verleerd worden | zult verleerd worden | zult verleerd worden | zal verleerd worden | zullen verleerd worden | zullen verleerd worden | zullen verleerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou verleerd worden | zou verleerd worden | zou/zoudt verleerd worden | zoudt verleerd worden | zou verleerd worden | zouden verleerd worden | zouden verleerd worden | zouden verleerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben verleerd | bent verleerd | bent/is verleerd | zijt verleerd | is verleerd | zijn verleerd | zijn verleerd | zijn verleerd | |||
verleden (v.v.t.) | was verleerd | was verleerd | was verleerd | waart verleerd | was verleerd | waren verleerd | waren verleerd | waren verleerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal verleerd zijn | zult verleerd zijn | zult verleerd zijn | zult verleerd zijn | zal verleerd zijn | zullen verleerd zijn | zullen verleerd zijn | zullen verleerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou verleerd zijn | zou verleerd zijn | zou/zoudt verleerd zijn | zoudt verleerd zijn | zou verleerd zijn | zouden verleerd zijn | zouden verleerd zijn | zouden verleerd zijn |