vervoeging van de bedrijvende vorm van verrassen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | verrassen | te verrassen | ||||||||
toekomend | zullen verrassen | te zullen verrassen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben verrast | te hebben verrast | ||||||||
toekomend | verrast zullen hebben | verrast te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
verrassend | verrast | ev. verras |
mv. verouderd verrast |
verrasse | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | verras | verrast | verrast | verrast | verrast | verrassen | verrassen | verrassen | |||
verleden (o.v.t.) | verraste | verraste | verraste | verraste | verraste | verrasten | verrasten | verrasten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal verrassen | zult/zal verrassen | zult/zal verrassen | zult verrassen | zal verrassen | zullen verrassen | zullen verrassen | zullen verrassen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou verrassen | zou verrassen | zou(dt) verrassen | zoudt verrassen | zou verrassen | zouden verrassen | zouden verrassen | zouden verrassen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb verrast | hebt verrast | hebt/heeft verrast | hebt verrast | heeft verrast | hebben verrast | hebben verrast | hebben verrast | |||
verleden (v.v.t.) | had verrast | had verrast | had verrast | hadt verrast | had verrast | hadden verrast | hadden verrast | hadden verrast | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal verrast hebben | zal/zult verrast hebben | zult/zal verrast hebben | zult verrast hebben | zal verrast hebben | zullen verrast hebben | zullen verrast hebben | zullen verrast hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou verrast hebben | zou verrast hebben | zou/zoudt verrast hebben | zoudt verrast hebben | zou verrast hebben | zouden verrast hebben | zouden verrast hebben | zouden verrast hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm verrast worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt verrast | er is verrast | |||||||||
verleden | er werd verrast | er was verrast | |||||||||
toekomend | er zal verrast worden | er zal verrast zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou verrast worden | er zou verrast zijn | |||||||||
lijdende vorm verrast worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | verrast worden | verrast te worden | ||||||||
toekomend | verrast zullen worden | verrast te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | verrast zijn | verrast te zijn | ||||||||
toekomend | verrast zullen zijn | verrast te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word verrast | wordt verrast | wordt verrast | wordt verrast | wordt verrast | worden verrast | worden verrast | worden verrast | |||
verleden (o.v.t.) | werd verrast | werd verrast | werd verrast | werdt verrast | werd verrast | werden verrast | werden verrast | werden verrast | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal verrast worden | zult verrast worden | zult verrast worden | zult verrast worden | zal verrast worden | zullen verrast worden | zullen verrast worden | zullen verrast worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou verrast worden | zou verrast worden | zou/zoudt verrast worden | zoudt verrast worden | zou verrast worden | zouden verrast worden | zouden verrast worden | zouden verrast worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben verrast | bent verrast | bent/is verrast | zijt verrast | is verrast | zijn verrast | zijn verrast | zijn verrast | |||
verleden (v.v.t.) | was verrast | was verrast | was verrast | waart verrast | was verrast | waren verrast | waren verrast | waren verrast | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal verrast zijn | zult verrast zijn | zult verrast zijn | zult verrast zijn | zal verrast zijn | zullen verrast zijn | zullen verrast zijn | zullen verrast zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou verrast zijn | zou verrast zijn | zou/zoudt verrast zijn | zoudt verrast zijn | zou verrast zijn | zouden verrast zijn | zouden verrast zijn | zouden verrast zijn |