vervoeging van de bedrijvende vorm van vervaardigen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | vervaardigen | te vervaardigen | ||||||||
toekomend | zullen vervaardigen | te zullen vervaardigen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben vervaardigd | te hebben vervaardigd | ||||||||
toekomend | vervaardigd zullen hebben | vervaardigd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
vervaardigend | vervaardigd | ev. vervaardig |
mv. verouderd vervaardigt |
vervaardige | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | vervaardig | vervaardigt | vervaardigt | vervaardigt | vervaardigt | vervaardigen | vervaardigen | vervaardigen | |||
verleden (o.v.t.) | vervaardigde | vervaardigde | vervaardigde | vervaardigde | vervaardigde | vervaardigden | vervaardigden | vervaardigden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal vervaardigen | zult/zal vervaardigen | zult/zal vervaardigen | zult vervaardigen | zal vervaardigen | zullen vervaardigen | zullen vervaardigen | zullen vervaardigen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou vervaardigen | zou vervaardigen | zou(dt) vervaardigen | zoudt vervaardigen | zou vervaardigen | zouden vervaardigen | zouden vervaardigen | zouden vervaardigen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb vervaardigd | hebt vervaardigd | hebt/heeft vervaardigd | hebt vervaardigd | heeft vervaardigd | hebben vervaardigd | hebben vervaardigd | hebben vervaardigd | |||
verleden (v.v.t.) | had vervaardigd | had vervaardigd | had vervaardigd | hadt vervaardigd | had vervaardigd | hadden vervaardigd | hadden vervaardigd | hadden vervaardigd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal vervaardigd hebben | zal/zult vervaardigd hebben | zult/zal vervaardigd hebben | zult vervaardigd hebben | zal vervaardigd hebben | zullen vervaardigd hebben | zullen vervaardigd hebben | zullen vervaardigd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou vervaardigd hebben | zou vervaardigd hebben | zou/zoudt vervaardigd hebben | zoudt vervaardigd hebben | zou vervaardigd hebben | zouden vervaardigd hebben | zouden vervaardigd hebben | zouden vervaardigd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm vervaardigd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt vervaardigd | er is vervaardigd | |||||||||
verleden | er werd vervaardigd | er was vervaardigd | |||||||||
toekomend | er zal vervaardigd worden | er zal vervaardigd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou vervaardigd worden | er zou vervaardigd zijn | |||||||||
lijdende vorm vervaardigd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | vervaardigd worden | vervaardigd te worden | ||||||||
toekomend | vervaardigd zullen worden | vervaardigd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | vervaardigd zijn | vervaardigd te zijn | ||||||||
toekomend | vervaardigd zullen zijn | vervaardigd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word vervaardigd | wordt vervaardigd | wordt vervaardigd | wordt vervaardigd | wordt vervaardigd | worden vervaardigd | worden vervaardigd | worden vervaardigd | |||
verleden (o.v.t.) | werd vervaardigd | werd vervaardigd | werd vervaardigd | werdt vervaardigd | werd vervaardigd | werden vervaardigd | werden vervaardigd | werden vervaardigd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal vervaardigd worden | zult vervaardigd worden | zult vervaardigd worden | zult vervaardigd worden | zal vervaardigd worden | zullen vervaardigd worden | zullen vervaardigd worden | zullen vervaardigd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou vervaardigd worden | zou vervaardigd worden | zou/zoudt vervaardigd worden | zoudt vervaardigd worden | zou vervaardigd worden | zouden vervaardigd worden | zouden vervaardigd worden | zouden vervaardigd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben vervaardigd | bent vervaardigd | bent/is vervaardigd | zijt vervaardigd | is vervaardigd | zijn vervaardigd | zijn vervaardigd | zijn vervaardigd | |||
verleden (v.v.t.) | was vervaardigd | was vervaardigd | was vervaardigd | waart vervaardigd | was vervaardigd | waren vervaardigd | waren vervaardigd | waren vervaardigd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal vervaardigd zijn | zult vervaardigd zijn | zult vervaardigd zijn | zult vervaardigd zijn | zal vervaardigd zijn | zullen vervaardigd zijn | zullen vervaardigd zijn | zullen vervaardigd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou vervaardigd zijn | zou vervaardigd zijn | zou/zoudt vervaardigd zijn | zoudt vervaardigd zijn | zou vervaardigd zijn | zouden vervaardigd zijn | zouden vervaardigd zijn | zouden vervaardigd zijn |