vervoeging van de bedrijvende vorm van verzagen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | verzagen | te verzagen | ||||||||
toekomend | zullen verzagen | te zullen verzagen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben verzaagd | te hebben verzaagd | ||||||||
toekomend | verzaagd zullen hebben | verzaagd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
verzagend | verzaagd | ev. verzaag |
mv. verouderd verzaagt |
verzage | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | verzaag | verzaagt | verzaagt | verzaagt | verzaagt | verzagen | verzagen | verzagen | |||
verleden (o.v.t.) | verzaagde | verzaagde | verzaagde | verzaagde | verzaagde | verzaagden | verzaagden | verzaagden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal verzagen | zult/zal verzagen | zult/zal verzagen | zult verzagen | zal verzagen | zullen verzagen | zullen verzagen | zullen verzagen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou verzagen | zou verzagen | zou(dt) verzagen | zoudt verzagen | zou verzagen | zouden verzagen | zouden verzagen | zouden verzagen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb verzaagd | hebt verzaagd | hebt/heeft verzaagd | hebt verzaagd | heeft verzaagd | hebben verzaagd | hebben verzaagd | hebben verzaagd | |||
verleden (v.v.t.) | had verzaagd | had verzaagd | had verzaagd | hadt verzaagd | had verzaagd | hadden verzaagd | hadden verzaagd | hadden verzaagd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal verzaagd hebben | zal/zult verzaagd hebben | zult/zal verzaagd hebben | zult verzaagd hebben | zal verzaagd hebben | zullen verzaagd hebben | zullen verzaagd hebben | zullen verzaagd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou verzaagd hebben | zou verzaagd hebben | zou/zoudt verzaagd hebben | zoudt verzaagd hebben | zou verzaagd hebben | zouden verzaagd hebben | zouden verzaagd hebben | zouden verzaagd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm verzaagd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt verzaagd | er is verzaagd | |||||||||
verleden | er werd verzaagd | er was verzaagd | |||||||||
toekomend | er zal verzaagd worden | er zal verzaagd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou verzaagd worden | er zou verzaagd zijn | |||||||||
lijdende vorm verzaagd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | verzaagd worden | verzaagd te worden | ||||||||
toekomend | verzaagd zullen worden | verzaagd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | verzaagd zijn | verzaagd te zijn | ||||||||
toekomend | verzaagd zullen zijn | verzaagd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word verzaagd | wordt verzaagd | wordt verzaagd | wordt verzaagd | wordt verzaagd | worden verzaagd | worden verzaagd | worden verzaagd | |||
verleden (o.v.t.) | werd verzaagd | werd verzaagd | werd verzaagd | werdt verzaagd | werd verzaagd | werden verzaagd | werden verzaagd | werden verzaagd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal verzaagd worden | zult verzaagd worden | zult verzaagd worden | zult verzaagd worden | zal verzaagd worden | zullen verzaagd worden | zullen verzaagd worden | zullen verzaagd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou verzaagd worden | zou verzaagd worden | zou/zoudt verzaagd worden | zoudt verzaagd worden | zou verzaagd worden | zouden verzaagd worden | zouden verzaagd worden | zouden verzaagd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben verzaagd | bent verzaagd | bent/is verzaagd | zijt verzaagd | is verzaagd | zijn verzaagd | zijn verzaagd | zijn verzaagd | |||
verleden (v.v.t.) | was verzaagd | was verzaagd | was verzaagd | waart verzaagd | was verzaagd | waren verzaagd | waren verzaagd | waren verzaagd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal verzaagd zijn | zult verzaagd zijn | zult verzaagd zijn | zult verzaagd zijn | zal verzaagd zijn | zullen verzaagd zijn | zullen verzaagd zijn | zullen verzaagd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou verzaagd zijn | zou verzaagd zijn | zou/zoudt verzaagd zijn | zoudt verzaagd zijn | zou verzaagd zijn | zouden verzaagd zijn | zouden verzaagd zijn | zouden verzaagd zijn |