vervoeging van de bedrijvende vorm van voorbakken | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | voorbakken | voor te bakken | ||||||||
toekomend | zullen voorbakken voor zullen bakken |
te zullen voorbakken voor te zullen bakken | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben voorgebakken | te hebben voorgebakken | ||||||||
toekomend | voorgebakken zullen hebben | voorgebakken te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
voorbakkend | voorgebakken | ev. bak voor |
mv. verouderd bakt voor |
bakke voor (bijzin) voorbakke | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | bak voor | bakt voor | bakt voor | bakt voor | bakt voor | bakken voor | bakken voor | bakken voor | |||
verleden (o.v.t.) | bakte voor | bakte voor | bakte voor | bakte voor | bakte voor | bakten voor | bakten voor | bakten voor | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal voorbakken | zult/zal voorbakken | zult/zal voorbakken | zult voorbakken | zal voorbakken | zullen voorbakken | zullen voorbakken | zullen voorbakken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou voorbakken | zou voorbakken | zou(dt) voorbakken | zoudt voorbakken | zou voorbakken | zouden voorbakken | zouden voorbakken | zouden voorbakken | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | voorbak | voorbakt | voorbakt | voorbakt | voorbakt | voorbakken | voorbakken | voorbakken | |||
verleden (o.v.t.) | voorbakte | voorbakte | voorbakte | voorbakte | voorbakte | voorbakten | voorbakten | voorbakten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal voorbakken voor zal bakken |
zult/zal voorbakken voor zult/zal bakken |
zult/zal voorbakken voor zult/zal bakken |
zult voorbakken voor zult bakken |
zal voorbakken voor zal bakken |
zullen voorbakken voor zullen bakken |
zullen voorbakken voor zullen bakken |
zullen voorbakken voor zullen bakken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou voorbakken voor zou bakken |
zou voorbakken voor zou bakken |
zou(dt) voorbakken voor zou(dt) bakken |
zoudt voorbakken voor zoudt bakken |
zou voorbakken voor zou bakken |
zouden voorbakken voor zouden bakken |
zouden voorbakken voor zouden bakken |
zouden voorbakken voor zouden bakken | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb voorgebakken | hebt voorgebakken | hebt/heeft voorgebakken | hebt voorgebakken | heeft voorgebakken | hebben voorgebakken | hebben voorgebakken | hebben voorgebakken | |||
verleden (v.v.t.) | had voorgebakken | had voorgebakken | had voorgebakken | hadt voorgebakken | had voorgebakken | hadden voorgebakken | hadden voorgebakken | hadden voorgebakken | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal voorgebakken hebben | zal/zult voorgebakken hebben | zult/zal voorgebakken hebben | zult voorgebakken hebben | zal voorgebakken hebben | zullen voorgebakken hebben | zullen voorgebakken hebben | zullen voorgebakken hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou voorgebakken hebben | zou voorgebakken hebben | zou/zoudt voorgebakken hebben | zoudt voorgebakken hebben | zou voorgebakken hebben | zouden voorgebakken hebben | zouden voorgebakken hebben | zouden voorgebakken hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm voorgebakken worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt voorgebakken | er is voorgebakken | |||||||||
verleden | er werd voorgebakken | er was voorgebakken | |||||||||
toekomend | er zal voorgebakken worden | er zal voorgebakken zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou voorgebakken worden | er zou voorgebakken zijn | |||||||||
lijdende vorm voorgebakken worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | voorgebakken worden | voorgebakken te worden | ||||||||
toekomend | voorgebakken zullen worden | voorgebakken te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | voorgebakken zijn | voorgebakken te zijn | ||||||||
toekomend | voorgebakken zullen zijn | voorgebakken te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word voorgebakken | wordt voorgebakken | wordt voorgebakken | wordt voorgebakken | wordt voorgebakken | worden voorgebakken | worden voorgebakken | worden voorgebakken | |||
verleden (o.v.t.) | werd voorgebakken | werd voorgebakken | werd voorgebakken | werdt voorgebakken | werd voorgebakken | werden voorgebakken | werden voorgebakken | werden voorgebakken | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal voorgebakken worden | zult voorgebakken worden | zult voorgebakken worden | zult voorgebakken worden | zal voorgebakken worden | zullen voorgebakken worden | zullen voorgebakken worden | zullen voorgebakken worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou voorgebakken worden | zou voorgebakken worden | zou/zoudt voorgebakken worden | zoudt voorgebakken worden | zou voorgebakken worden | zouden voorgebakken worden | zouden voorgebakken worden | zouden voorgebakken worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben voorgebakken | bent voorgebakken | bent/is voorgebakken | zijt voorgebakken | is voorgebakken | zijn voorgebakken | zijn voorgebakken | zijn voorgebakken | |||
verleden (v.v.t.) | was voorgebakken | was voorgebakken | was voorgebakken | waart voorgebakken | was voorgebakken | waren voorgebakken | waren voorgebakken | waren voorgebakken | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal voorgebakken zijn | zult voorgebakken zijn | zult voorgebakken zijn | zult voorgebakken zijn | zal voorgebakken zijn | zullen voorgebakken zijn | zullen voorgebakken zijn | zullen voorgebakken zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou voorgebakken zijn | zou voorgebakken zijn | zou/zoudt voorgebakken zijn | zoudt voorgebakken zijn | zou voorgebakken zijn | zouden voorgebakken zijn | zouden voorgebakken zijn | zouden voorgebakken zijn |