vervoeging van de bedrijvende vorm van wegsnellen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | wegsnellen | weg te snellen | ||||||
toekomend | zullen wegsnellen weg zullen snellen |
te zullen wegsnellen weg te zullen snellen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | zijn weggesneld | te zijn weggesneld | ||||||
toekomend | weggesneld zullen zijn | weggesneld te zullen zijn | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
wegsnellend | weggesneld | ev. snel weg |
mv. verouderd snelt weg |
snelle weg (bijzin) wegsnelle | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | snel weg | snelt weg | snelt weg | snelt weg | snelt weg | snellen weg | snellen weg | snellen weg | |
verleden (o.v.t.) | snelde weg | snelde weg | snelde weg | snelde weg | snelde weg | snelden weg | snelden weg | snelden weg | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal wegsnellen | zult/zal wegsnellen | zult/zal wegsnellen | zult wegsnellen | zal wegsnellen | zullen wegsnellen | zullen wegsnellen | zullen wegsnellen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou wegsnellen | zou wegsnellen | zou(dt) wegsnellen | zoudt wegsnellen | zou wegsnellen | zouden wegsnellen | zouden wegsnellen | zouden wegsnellen | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | wegsnel | wegsnelt | wegsnelt | wegsnelt | wegsnelt | wegsnellen | wegsnellen | wegsnellen | |
verleden (o.v.t.) | wegsnelde | wegsnelde | wegsnelde | wegsnelde | wegsnelde | wegsnelden | wegsnelden | wegsnelden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal wegsnellen weg zal snellen |
zult/zal wegsnellen weg zult/zal snellen |
zult/zal wegsnellen weg zult/zal snellen |
zult wegsnellen weg zult snellen |
zal wegsnellen weg zal snellen |
zullen wegsnellen weg zullen snellen |
zullen wegsnellen weg zullen snellen |
zullen wegsnellen weg zullen snellen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou wegsnellen weg zou snellen |
zou wegsnellen weg zou snellen |
zou(dt) wegsnellen weg zou(dt) snellen |
zoudt wegsnellen weg zoudt snellen |
zou wegsnellen weg zou snellen |
zouden wegsnellen weg zouden snellen |
zouden wegsnellen weg zouden snellen |
zouden wegsnellen weg zouden snellen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben weggesneld | bent weggesneld | bent/is weggesneld | zijt weggesneld | is weggesneld | zijn weggesneld | zijn weggesneld | zijn weggesneld | |
verleden (v.v.t.) | was weggesneld | was weggesneld | was weggesneld | waart weggesneld | was weggesneld | waren weggesneld | waren weggesneld | waren weggesneld | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal weggesneld zijn | zal/zult weggesneld zijn | zult/zal weggesneld zijn | zult weggesneld zijn | zal weggesneld zijn | zullen weggesneld zijn | zullen weggesneld zijn | zullen weggesneld zijn | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou weggesneld zijn | zou weggesneld zijn | zou/zoudt weggesneld zijn | zoudt weggesneld zijn | zou weggesneld zijn | zouden weggesneld zijn | zouden weggesneld zijn | zouden weggesneld zijn |