vervoeging van de bedrijvende vorm van wonderen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | wonderen | te wonderen | ||||||
toekomend | zullen wonderen | te zullen wonderen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gewonderd | te hebben gewonderd | ||||||
toekomend | gewonderd zullen hebben | gewonderd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
wonderend | gewonderd | ev. wonder |
mv. verouderd wondert |
wondere | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | wonder | wondert | wondert | wondert | wondert | wonderen | wonderen | wonderen | |
verleden (o.v.t.) | wonderde | wonderde | wonderde | wonderde | wonderde | wonderden | wonderden | wonderden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal wonderen | zult/zal wonderen | zult/zal wonderen | zult wonderen | zal wonderen | zullen wonderen | zullen wonderen | zullen wonderen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou wonderen | zou wonderen | zou(dt) wonderen | zoudt wonderen | zou wonderen | zouden wonderen | zouden wonderen | zouden wonderen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gewonderd | hebt gewonderd | hebt/heeft gewonderd | hebt gewonderd | heeft gewonderd | hebben gewonderd | hebben gewonderd | hebben gewonderd | |
verleden (v.v.t.) | had gewonderd | had gewonderd | had gewonderd | hadt gewonderd | had gewonderd | hadden gewonderd | hadden gewonderd | hadden gewonderd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gewonderd hebben | zal/zult gewonderd hebben | zult/zal gewonderd hebben | zult gewonderd hebben | zal gewonderd hebben | zullen gewonderd hebben | zullen gewonderd hebben | zullen gewonderd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gewonderd hebben | zou gewonderd hebben | zou/zoudt gewonderd hebben | zoudt gewonderd hebben | zou gewonderd hebben | zouden gewonderd hebben | zouden gewonderd hebben | zouden gewonderd hebben |
vervoeging van het werkwoord wonderen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
tegenwoordige tijd | verleden tijd | toekomende tijd | |||||||||
het | wondert | het | wonderde | het | zal wonderen | ||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
wonderend | hebben gewonderd | wonder | wondere |