skie eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van skier eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende...
Geluid: alpineskiede (hulp, bestand) al·pi·ne·skie·de alpineskiede enkelvoud verleden tijd van alpineskiën Ik alpineskiede. Jij alpineskiede. Hij...
Geluid: skiestertje (hulp, bestand) skie·ster·tje het skiestertje o verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord skiester...
Geluid: skiestertjes (hulp, bestand) skie·ster·tjes de skiestertjes mv verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord skiester...
skiede (hulp, bestand) skie·de skiede enkelvoud verleden tijd van skiën Ik skiede. Jij skiede. Hij, zij, het skiede. Het woord skiede staat in de Woordenlijst...
Geluid: waterskietjes (hulp, bestand) wa·ter·skie·tjes de waterskietjes mv verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord waterski...
Geluid: geskiede (hulp, bestand) ge·skie·de geskiede verbogen vorm van geskied, voltooid deelwoord van skiën Het woord 'geskiede' staat niet in de Woordenlijst...
Geluid: skiesters (hulp, bestand) skie·sters de skiesters mv meervoud van het zelfstandig naamwoord skiester Het woord skiesters staat in de Woordenlijst...
bestand) jet·skie·de jetskiede enkelvoud verleden tijd van jetskiën Ik jetskiede. Jij jetskiede. Hij, zij, het jetskiede. Het woord jetskiede staat...