Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
zeil. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
zeil, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
zeil in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
zeil is hier. De definitie van het woord
zeil zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
zeil, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
het zeil o
- (scheepvaart) doek dat in een mast gehesen is om wind te vangen en die het schip voortbeweegt
- (scheepvaart) het geheel van alle zeilen van een schip
- vloerbedekking met een onderlaag van weefsel (jute) en een harde kunststof bovenlaag (zoals linoleum)
- doek voor diverse doeleinden (afdekken)
- ▸ Hij vertelde me dat hij ooit vijf dagen volledig afgezonderd in de Australische outback was gedropt met niet meer dan een stuk zeil, wat eten en drinken en een bijbel.[4]
- zeilboot, surfplank
- onder zeil
- linoleum, marmoleum
- zeildoek
- vloot
- zeil hijsen, zetten
zeil de mast in omhoog halen
- zeil in top zetten
zeil helemaal naar boven hijsen
- zeil reven
het zeiloppervlak verminderen
- zeil strijken
zeil uit de mast weer omlaag halen
- zeil trimmen
zeil in optimale stand zetten
- onder zeil
zeilend (zie ook onder: Uitdrukkingen en gezegden)
- veel zeil voeren
met veel zeilen gehesen varen
- alle zeilen bijzetten
alles uit de kast halen om het alsnog te halen
- een oogje in het zeil houden
bewaken, toezien op
- met volle zeilen
met grote snelheid (letterlijk: met alle zeilen gehesen)
- met de zeilen voor de mast liggen
niet goed verder kunnen, hulpeloos zijn
- met de zeilen voor de mast (op)wachten
helemaal klaar staan om het tegen iemand op te nemen
- met een nat zeil thuis komen
ondanks tegenwind (tegenwerking) toch bij het doel aankomen
- met opgestoken zeilen
driftig
- onder zeil
naar bed, slapend (zie ook onder: Typische woordcombinatie)
- een vloot van twintig zeilen
een vloot van twintig schepen
1. doek dat in een mast gehesen is met als doel wind te vangen
2. het geheel van alle zeilen van een schip
3. vloerbedekking met een onderlaag van weefsel (jute) en een harde kunststof bovenlaag
4. doek voor diverse doeleinden
5. schip (een vloot van x zeilen)
zeil
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zeilen
- gebiedende wijs van zeilen
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zeilen
99 % |
van de Nederlanders;
|
100 % |
van de Vlamingen.[5]
|