vervoeging van de bedrijvende vorm van zuren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | zuren | te zuren | ||||||||
toekomend | zullen zuren | te zullen zuren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gezuurd | te hebben gezuurd | ||||||||
toekomend | gezuurd zullen hebben | gezuurd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
zurend | gezuurd | ev. zuur |
mv. verouderd zuurt |
zure | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | zuur | zuurt | zuurt | zuurt | zuurt | zuren | zuren | zuren | |||
verleden (o.v.t.) | zuurde | zuurde | zuurde | zuurde | zuurde | zuurden | zuurden | zuurden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal zuren | zult/zal zuren | zult/zal zuren | zult zuren | zal zuren | zullen zuren | zullen zuren | zullen zuren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou zuren | zou zuren | zou(dt) zuren | zoudt zuren | zou zuren | zouden zuren | zouden zuren | zouden zuren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gezuurd | hebt gezuurd | hebt/heeft gezuurd | hebt gezuurd | heeft gezuurd | hebben gezuurd | hebben gezuurd | hebben gezuurd | |||
verleden (v.v.t.) | had gezuurd | had gezuurd | had gezuurd | hadt gezuurd | had gezuurd | hadden gezuurd | hadden gezuurd | hadden gezuurd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gezuurd hebben | zal/zult gezuurd hebben | zult/zal gezuurd hebben | zult gezuurd hebben | zal gezuurd hebben | zullen gezuurd hebben | zullen gezuurd hebben | zullen gezuurd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gezuurd hebben | zou gezuurd hebben | zou/zoudt gezuurd hebben | zoudt gezuurd hebben | zou gezuurd hebben | zouden gezuurd hebben | zouden gezuurd hebben | zouden gezuurd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gezuurd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gezuurd | er is gezuurd | |||||||||
verleden | er werd gezuurd | er was gezuurd | |||||||||
toekomend | er zal gezuurd worden | er zal gezuurd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gezuurd worden | er zou gezuurd zijn | |||||||||
lijdende vorm gezuurd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gezuurd worden | gezuurd te worden | ||||||||
toekomend | gezuurd zullen worden | gezuurd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gezuurd zijn | gezuurd te zijn | ||||||||
toekomend | gezuurd zullen zijn | gezuurd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gezuurd | wordt gezuurd | wordt gezuurd | wordt gezuurd | wordt gezuurd | worden gezuurd | worden gezuurd | worden gezuurd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gezuurd | werd gezuurd | werd gezuurd | werdt gezuurd | werd gezuurd | werden gezuurd | werden gezuurd | werden gezuurd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gezuurd worden | zult gezuurd worden | zult gezuurd worden | zult gezuurd worden | zal gezuurd worden | zullen gezuurd worden | zullen gezuurd worden | zullen gezuurd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gezuurd worden | zou gezuurd worden | zou/zoudt gezuurd worden | zoudt gezuurd worden | zou gezuurd worden | zouden gezuurd worden | zouden gezuurd worden | zouden gezuurd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gezuurd | bent gezuurd | bent/is gezuurd | zijt gezuurd | is gezuurd | zijn gezuurd | zijn gezuurd | zijn gezuurd | |||
verleden (v.v.t.) | was gezuurd | was gezuurd | was gezuurd | waart gezuurd | was gezuurd | waren gezuurd | waren gezuurd | waren gezuurd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gezuurd zijn | zult gezuurd zijn | zult gezuurd zijn | zult gezuurd zijn | zal gezuurd zijn | zullen gezuurd zijn | zullen gezuurd zijn | zullen gezuurd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gezuurd zijn | zou gezuurd zijn | zou/zoudt gezuurd zijn | zoudt gezuurd zijn | zou gezuurd zijn | zouden gezuurd zijn | zouden gezuurd zijn | zouden gezuurd zijn |