vervoeging van de bedrijvende vorm van zweefvliegen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | zweefvliegen | te zweefvliegen | ||||||
toekomend | zullen zweefvliegen | te zullen zweefvliegen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gezweefvliegd | te hebben gezweefvliegd | ||||||
toekomend | gezweefvliegd zullen hebben | gezweefvliegd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
zweefvliegend | gezweefvliegd | ev. zweefvlieg |
mv. verouderd zweefvliegt |
zweefvliege | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | zweefvlieg | zweefvliegt | zweefvliegt | zweefvliegt | zweefvliegt | zweefvliegen | zweefvliegen | zweefvliegen | |
verleden (o.v.t.) | zweefvliegde | zweefvliegde | zweefvliegde | zweefvliegde | zweefvliegde | zweefvliegden | zweefvliegden | zweefvliegden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal zweefvliegen | zult/zal zweefvliegen | zult/zal zweefvliegen | zult zweefvliegen | zal zweefvliegen | zullen zweefvliegen | zullen zweefvliegen | zullen zweefvliegen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou zweefvliegen | zou zweefvliegen | zou(dt) zweefvliegen | zoudt zweefvliegen | zou zweefvliegen | zouden zweefvliegen | zouden zweefvliegen | zouden zweefvliegen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gezweefvliegd | hebt gezweefvliegd | hebt/heeft gezweefvliegd | hebt gezweefvliegd | heeft gezweefvliegd | hebben gezweefvliegd | hebben gezweefvliegd | hebben gezweefvliegd | |
verleden (v.v.t.) | had gezweefvliegd | had gezweefvliegd | had gezweefvliegd | hadt gezweefvliegd | had gezweefvliegd | hadden gezweefvliegd | hadden gezweefvliegd | hadden gezweefvliegd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gezweefvliegd hebben | zal/zult gezweefvliegd hebben | zult/zal gezweefvliegd hebben | zult gezweefvliegd hebben | zal gezweefvliegd hebben | zullen gezweefvliegd hebben | zullen gezweefvliegd hebben | zullen gezweefvliegd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gezweefvliegd hebben | zou gezweefvliegd hebben | zou/zoudt gezweefvliegd hebben | zoudt gezweefvliegd hebben | zou gezweefvliegd hebben | zouden gezweefvliegd hebben | zouden gezweefvliegd hebben | zouden gezweefvliegd hebben |