afgehaald bij diverse buren en met enige grotere kinderen aan haar zij, juichend weg te draven om toverspelletjes te beginnen in de duinen achter het huis...
subjunctive plur.1 juichen juichten imperative sing. juich imperative plur.1 juicht participles juichend gejuicht 1) Archaic. 2) In case of inversion....
verarmd; uitgezogen en geplunderd door onze eigen mensen, die we zelf al juichend en zingend daar steeds gezet hebben: hoezee, hupsakee, strey de'f strey...