doorploegde \Prononciation ?\ transitif Deuxième personne du singulier du présent de doorploegen. Troisième personne du singulier du présent de doorploegen...
doorploegd \Prononciation ?\ transitif Participe passé de doorploegen. (Région à préciser) : écouter « doorploegd [Prononciation ?] »...
doorploeg doorploegde jij doorploegt hij, zij, het doorploegt wij doorploegen doorploegden jullie doorploegen zij doorploegen u doorploegt doorploegde Auxiliaire...