10 Resultaten gevonden voor "afleren/vervoeging".

afleren/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van afleren onbepaalde wijs kort lang onvoltooid tegenwoordig afleren af te leren toekomend zullen afleren af zullen...


aflerend

Geluid:  aflerend    (hulp, bestand) af·le·rend aflerend onvoltooid deelwoord van afleren...


afleer

Geluid:  afleer    (hulp, bestand) af·leer afleer (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afleren ... dat ik afleer. ...


aflerende

Geluid:  aflerende    (hulp, bestand) af·le·ren·de aflerende verbogen vorm van aflerend, het onvoltooid deelwoord van afleren Het woord aflerende staat in...


afgeleerd

af·ge·leerd vervoeging van afleren: voltooid deelwoord, op te vatten als samenstelling van  af bw  en  geleerd ww  afgeleerd voltooid deelwoord van afleren Het...


afleert

enkelvoud tegenwoordige tijd van afleren ... dat jij afleert.  (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afleren ... dat hij afleert. ...


leer af

tijd van afleren Ik leer af.  gebiedende wijs van afleren Leer af!  (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afleren Leer je af...


leert af

van afleren Jij leert af.  derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afleren Hij leert af.  (verouderd) gebiedende wijs meervoud van afleren Leert...


afleerde

bestand) af·leer·de afleerde (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van afleren ... dat ik afleerde.  ... dat jij afleerde.  ... dat hij, zij, het afleerde...


afleerden

bestand) af·leer·den afleerden (in een bijzin) meervoud verleden tijd van afleren ...dat wij afleerden.  ...dat jullie afleerden.  ...dat zij afleerden. ...