Geluid: beangstigends (hulp, bestand) be·ang·sti·gends beangstigends partitief van de stellende trap van beangstigend Dat is iets beangstigends... Het...
Geluid: beangstigend (hulp, bestand) be·ang·sti·gend beangstigend vrees inboezemend De schuldencrisis werd door velen als een beangstigende zaak ervaren...
Geluid: beangstig (hulp, bestand) be·ang·stig beangstig eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beangstigen Ik beangstig. gebiedende wijs...
Geluid: beangstigende (hulp, bestand) be·ang·sti·gen·de beangstigende verbogen vorm van de stellende trap van beangstigend beangstigende verbogen...
Geluid: beangstigen (hulp, bestand) be·ang·sti·gen Afgeleid van angst met het voorvoegsel be- met het achtervoegsel -ig of afgeleid van angstig met...
be·ang·stigd vervoeging van beangstigen: de stam met de uitgang -d, zonder ge- vanwege voorvoegsel beangstigd voltooid deelwoord van beangstigen Het woord beangstigd...
enkelvoud tegenwoordige tijd van beangstigen Jij beangstigt. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beangstigen Hij beangstigt. (verouderd) gebiedende...
van beangstigen Ik beangstigde. Jij beangstigde. Hij, zij, het beangstigde. verbogen vorm van beangstigd, voltooid deelwoord van beangstigen Het woord...
acongojar a·con·go·jar overgankelijk bedroeven, beangstigen, neerslachtig maken beklemmen, benauwen [1] entristecer, afligir, apenar [2] angustiar...