devoraré eerste persoon enkelvoud toekomende tijd (futuro) van devorar devoraré eerste persoon enkelvoud toekomende tijd (futuro) van devorarse...
toekomende tijd (futuro) van devorar devorare aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud toekomende tijd (futuro) van devorarse aanvoegende wijs derde persoon...
derde persoon meervoud toekomende tijd (futuro) van devorar devoraren aanvoegende wijs derde persoon meervoud toekomende tijd (futuro) van devorarse...
devorar schranzen, vreten Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken? de·vo·rar devorar overgankelijk verslinden, opvreten [1] consumir, comer devorar...
devoraría eerste persoon enkelvoud voorwaardelijke tijd (condicional) van devorarse derde persoon enkelvoud voorwaardelijke tijd (condicional) van devorarse...
devorado voltooid deelwoord (participio) van devorar devorado voltooid deelwoord (participio) van devorarse...
devoramos eerste persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van devorarse eerste persoon meervoud verleden tijd (pretérito indefinido) van devorarse...
enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van devorarse gebiedende wijs (ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van devorarse...
eerste persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van devorarse derde persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van devorarse...
meervoud tegenwoordige tijd (presente) van devorarse gebiedende wijs (ontkennend) tweede persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van devorarse...