vervoeging van de bedrijvende vorm van fonkelen onbepaalde wijs kort lang onvoltooid tegenwoordig fonkelen te fonkelen toekomend zullen fonkelen te zullen...
fonkel (hulp, bestand) fon·kel fonkel eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fonkelen Ik fonkel. gebiedende wijs van fonkelen Fonkel! ...
Geluid: fonkelende (hulp, bestand) fon·ke·len·de fonkelende verbogen vorm van fonkelend, het onvoltooid deelwoord van fonkelen fonkelende verbogen...
gefonkeld (hulp, bestand) ge·fon·keld vervoeging van fonkelen: de stam met omvoegsel ge- -d gefonkeld voltooid deelwoord van fonkelen Het woord gefonkeld staat in...
Geluid: fonkelend (hulp, bestand) fon·ke·lend fonkelend onvoltooid deelwoord van fonkelen fonkelend helder stralend ,,De moonwalk is ontwikkeld op...
glanzen schitteren, fonkelen Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken? bri·llar brillar onovergankelijk glanzen, schitteren, fonkelen, glinsteren, blinken...
van fonkelen Jij fonkelt. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fonkelen Hij fonkelt. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van fonkelen Fonkelt...
ge·fon·kel·de gefonkelde verbogen vorm van gefonkeld, voltooid deelwoord van fonkelen Het woord 'gefonkelde' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van...
fonkelde (hulp, bestand) fon·kel·de fonkelde enkelvoud verleden tijd van fonkelen Ik fonkelde. Jij fonkelde. Hij, zij, het fonkelde. Het woord fonkelde...