Geluid: omzegden (hulp, bestand) om·zeg·den omzegden (in een bijzin) meervoud verleden tijd van omzeggen ...dat wij omzegden. ...dat jullie omzegden. ...
Geluid: omzegde (hulp, bestand) om·zeg·de omzegde (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van omzeggen ... dat ik omzegde. ... dat jij omzegde. ......
verleden (o.v.t.) omzegde/ omzei omzegde/ omzei omzegde/ omzei omzegde/ omzei omzegde/ omzei omzegden/ omzeiden omzegden/ omzeiden omzegden/ omzeiden toekomend...