opflitste (hulp, bestand) op·flits·te opflitste (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van opflitsen ... dat ik opflitste. ... dat jij opflitste...
Geluid: opflitsten (hulp, bestand) op·flits·ten opflitsten (in een bijzin) meervoud verleden tijd van opflitsen ...dat wij opflitsten. ...dat jullie...
Geluid: opflitst (hulp, bestand) op·flitst opflitst (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opflitsen ... dat jij opflitst. (in...
opflits opflitst opflitst opflitst opflitst opflitsen opflitsen opflitsen verleden (o.v.t.) opflitste opflitste opflitste opflitste opflitste opflitsten opflitsten...