Geluid: rammelend (hulp, bestand) ram·me·lend rammelend onvoltooid deelwoord van rammelen rammelend van een geluid gemaakt door zaken die niet goed...
Geluid: rammelende (hulp, bestand) ram·me·len·de rammelende verbogen vorm van rammelend, het onvoltooid deelwoord van rammelen rammelende verbogen...
rammelends (hulp, bestand) ram·me·lends rammelends partitief van de stellende trap van rammelend Dat is iets rammelends... Het woord rammelends staat...
rammelstrook, rammeltijd rammel eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rammelen Ik rammel. gebiedende wijs van rammelen Rammel! (bij inversie) tweede...
Geluid: rammeling (hulp, bestand) ram·me·ling Naamwoord van handeling van rammelen met het achtervoegsel -ing de rammeling v pak slaag aframmeling...
Geluid: rammels (hulp, bestand) ram·mels de rammels mv meervoud van het zelfstandig naamwoord rammel lammers Het woord rammels staat in de Woordenlijst...
Geluid: rammelen (hulp, bestand) ram·me·len In de betekenis van ‘paren van hazen en konijnen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1573 In de betekenis...
Geluid: rammelingen (hulp, bestand) ram·me·lin·gen de rammelingen mv meervoud van het zelfstandig naamwoord rammeling Het woord rammelingen staat in...
Geluid: rammel af (hulp, bestand) IPA: / ˈrɑməl ˈɑf / (3 lettergrepen) ram·mel af uit rammel (werkwoord) en af (bijwoord), hiertussen kunnen nog andere...
rammelden meervoud verleden tijd van rammelen Wij rammelden. Jullie rammelden. Zij rammelden. lammerden, lammerend, rammelend Het woord rammelden staat in...