relateerden (hulp, bestand) re·la·teer·den relateerden meervoud verleden tijd van relateren Wij relateerden. Jullie relateerden. Zij relateerden...
Geluid: relateerde (hulp, bestand) re·la·teer·de relateerde enkelvoud verleden tijd van relateren Ik relateerde. Jij relateerde. Hij, zij, het relateerde...
stamtijd onbepaalde wijs verleden tijd voltooid deelwoord relateren relateerde gerelateerd zwak -d volledig...
relateren relateren verleden (o.v.t.) relateerde relateerde relateerde relateerde relateerde relateerden relateerden relateerden toekomend (o.t.t.t.) zal relateren...