vervoeging van het Spaanse werkwoord revivir Infinitief ( infinitivo) Voltooid deelwoord ( participio) Onvoltooid deelwoord ( gerundio) revivir revivido...
persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van revivir gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van revivir...
reviviría eerste persoon enkelvoud voorwaardelijke tijd (condicional) van revivir derde persoon enkelvoud voorwaardelijke tijd (condicional) van revivir...
revivimos eerste persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van revivir eerste persoon meervoud verleden tijd (pretérito indefinido) van revivir...
tegenwoordige tijd (presente) van revivir aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van revivir gebiedende wijs (bevestigend en...
revivía eerste persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van revivir derde persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van revivir...
aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud toekomende tijd (futuro) van revivir aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud toekomende tijd (futuro) van revivir...
persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van revivir gebiedende wijs (ontkennend) tweede persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van revivir...
persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van revivir gebiedende wijs (ontkennend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van revivir...