Geluid: scheeftrekkende (hulp, bestand) scheef·trek·ken·de scheeftrekkende verbogen vorm van scheeftrekkend, het onvoltooid deelwoord van scheeftrekken...
Geluid: scheeftrek (hulp, bestand) scheef·trek scheeftrek (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van scheeftrekken ... dat ik...
Geluid: scheeftrekkend (hulp, bestand) scheef·trek·kend scheeftrekkend onvoltooid deelwoord van scheeftrekken...
Geluid: scheeftrekken (hulp, bestand) scheef·trek·ken samenstelling van scheef bw en trekken ww scheeftrekken door trekken iets wat recht was scheef...
eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van scheeftrekken Ik trek scheef. gebiedende wijs van scheeftrekken Trek scheef! (bij inversie) tweede persoon...
enkelvoud tegenwoordige tijd van scheeftrekken Jij trekt scheef. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van scheeftrekken Hij trekt scheef. (verouderd)...
tegenwoordige tijd van scheeftrekken ... dat jij scheeftrekt. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van scheeftrekken ... dat hij scheeftrekt...
Geluid: scheefgetrokken (hulp, bestand) scheef·ge·trok·ken scheefgetrokken voltooid deelwoord van scheeftrekken...
scheef (hulp, bestand) trok scheef trok scheef enkelvoud verleden tijd van scheeftrekken Ik trok scheef. Jij trok scheef. Hij, zij, het trok scheef. ...
scheef·trok scheeftrok (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van scheeftrekken ... dat ik scheeftrok. ... dat jij scheeftrok. ... dat hij, zij, het...