Geluid: scheuk (hulp, bestand) scheuk scheuk eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van scheuken Ik scheuk. gebiedende wijs van scheuken Scheuk! (bij...
Geluid: scheuken (hulp, bestand) scheu·ken scheuken wederkerend zich ~: zich schurken, zich wrijven scheukpaal Het woord scheuken staat in de Woordenlijst...
Geluid: scheukte (hulp, bestand) scheuk·te scheukte enkelvoud verleden tijd van scheuken Ik scheukte. Jij scheukte. Hij, zij, het scheukte. Het...
Geluid: scheukten (hulp, bestand) scheuk·ten scheukten meervoud verleden tijd van scheuken Wij scheukten. Jullie scheukten. Zij scheukten. Het woord...
van scheuken Jij scheukt. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van scheuken Hij scheukt. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van scheuken Scheukt...
bestand) ge·scheukt vervoeging van scheuken: de stam met omvoegsel ge- -t gescheukt voltooid deelwoord van scheuken Het woord gescheukt staat in de Woordenlijst...
Geluid: scheukpaal (hulp, bestand) scheuk·paal samenstelling van scheuk ww en paal de scheukpaal m paal waaraan dieren zich kunnen schuren als...
Geluid: scheukpalen (hulp, bestand) scheuk·pa·len de scheukpalen mv meervoud van het zelfstandig naamwoord scheukpaal Het woord scheukpalen staat in...
Geluid: scheukpaaltje (hulp, bestand) scheuk·paal·tje het scheukpaaltje o verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord scheukpaal Het woord...
Geluid: scheukpaaltjes (hulp, bestand) scheuk·paal·tjes de scheukpaaltjes mv verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord scheukpaal Het woord...