smikkelende (hulp, bestand) smik·ke·len·de smikkelende verbogen vorm van smikkelend, het onvoltooid deelwoord van smikkelen Het woord smikkelende staat...
Geluid: smikkelend (hulp, bestand) smik·ke·lend smikkelend onvoltooid deelwoord van smikkelen Het woord smikkelend staat in de Woordenlijst Nederlandse...
Geluid: smikkel (hulp, bestand) smik·kel smikkel eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van smikkelen Ik smikkel. gebiedende wijs van smikkelen Smikkel...
Geluid: smikkelen (hulp, bestand) smik·ke·len In de betekenis van ‘snoepen’ voor het eerst aangetroffen in 1898 frequentatief gevormd uit smakken...
smikkelen Jij smikkelt. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van smikkelen Hij smikkelt. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van smikkelen Smikkelt...
bestand) ge·smik·keld vervoeging van smikkelen: de stam met omvoegsel ge- -d gesmikkeld voltooid deelwoord van smikkelen Het woord gesmikkeld staat in de...
smikkelde (hulp, bestand) smik·kel·de smikkelde enkelvoud verleden tijd van smikkelen Ik smikkelde. Jij smikkelde. Hij, zij, het smikkelde. Het woord smikkelde...
smikkelden (hulp, bestand) smik·kel·den smikkelden meervoud verleden tijd van smikkelen Wij smikkelden. Jullie smikkelden. Zij smikkelden. Het woord smikkelden...
smikkelaar (hulp, bestand) smik·ke·laar Naamwoord van handeling van smikkelen met het achtervoegsel -aar de smikkelaar m iemand die van lekker eten...
bestand) sneu·ke·len sneukelen een lekkernij eten vrijen [1] snoepen, smikkelen, peuzelen, smullen Het woord sneukelen staat in de Woordenlijst Nederlandse...