stoffeerde (hulp, bestand) stof·feer·de stoffeerde enkelvoud verleden tijd van stofferen Ik stoffeerde. Jij stoffeerde. Hij, zij, het stoffeerde...
stoffeerden (hulp, bestand) stof·feer·den stoffeerden meervoud verleden tijd van stofferen Wij stoffeerden. Jullie stoffeerden. Zij stoffeerden. ...
stamtijd onbepaalde wijs verleden tijd voltooid deelwoord stofferen stoffeerde gestoffeerd zwak -d volledig...
stofferen stofferen verleden (o.v.t.) stoffeerde stoffeerde stoffeerde stoffeerde stoffeerde stoffeerden stoffeerden stoffeerden toekomend (o.t.t.t.) zal stofferen...