Geluid: uitstroomden (hulp, bestand) uit·stroom·den uitstroomden (in een bijzin) meervoud verleden tijd van uitstromen ...dat wij uitstroomden. ...dat...
Geluid: uitstroomde (hulp, bestand) uit·stroom·de uitstroomde (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van uitstromen ... dat ik uitstroomde. ... dat...
leegstromen Zo heette de watervlakte waarin de Grote Aqua tenslotte uitstroomde. uitstromer, uitstroming de uitstromen mv meervoud van het zelfstandig...
uitstromen verleden (o.v.t.) uitstroomde uitstroomde uitstroomde uitstroomde uitstroomde uitstroomden uitstroomden uitstroomden toekomend (o.t.t.t.) zal uitstromen...