Geluid: vastkoekend (hulp, bestand) vast·koe·kend vastkoekend onvoltooid deelwoord van vastkoeken Het woord vastkoekend staat in de Woordenlijst Nederlandse...
Geluid: vastkoekende (hulp, bestand) vast·koe·ken·de vastkoekende verbogen vorm van vastkoekend, het onvoltooid deelwoord van vastkoeken Het woord...
Geluid: vastkoek (hulp, bestand) vast·koek vastkoek (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vastkoeken ... dat ik vastkoek. Het...
Geluid: vastkoeken (hulp, bestand) vast·koe·ken samenstelling van vast bw en koeken ww vastkoeken vastplakken van iets dat eigenlijk niet de bedoeling...
van vastkoeken Ik koek vast. gebiedende wijs van vastkoeken Koek vast! (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vastkoeken Koek...
Geluid: vastgekoekt (hulp, bestand) vast·ge·koekt vervoeging van vastkoeken: voltooid deelwoord (van het scheidbare werkwoord), op te vatten als samenstelling...
enkelvoud tegenwoordige tijd van vastkoeken Jij koekt vast. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vastkoeken Hij koekt vast. (verouderd) gebiedende...
tegenwoordige tijd van vastkoeken ... dat jij vastkoekt. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vastkoeken ... dat hij vastkoekt...
bestand) vast·koek·te vastkoekte (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van vastkoeken ... dat ik vastkoekte. ... dat jij vastkoekte. ... dat hij, zij, het...
vast·koek·ten vastkoekten (in een bijzin) meervoud verleden tijd van vastkoeken ...dat wij vastkoekten. ...dat jullie vastkoekten. ...dat zij vastkoekten...