zapatearé eerste persoon enkelvoud toekomende tijd (futuro) van zapatear zapatearé eerste persoon enkelvoud toekomende tijd (futuro) van zapatearse...
toekomende tijd (futuro) van zapatear zapateare aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud toekomende tijd (futuro) van zapatearse aanvoegende wijs derde persoon...
derde persoon meervoud toekomende tijd (futuro) van zapatear zapatearen aanvoegende wijs derde persoon meervoud toekomende tijd (futuro) van zapatearse...
niet. Aanmaken? za·pa·te·ar zapatear onovergankelijk tapdansen, trappelen overgankelijk trappen tegen, schoppen tegen zapatear in: Diccionario de la lengua...
zapatearía eerste persoon enkelvoud voorwaardelijke tijd (condicional) van zapatearse derde persoon enkelvoud voorwaardelijke tijd (condicional) van zapatearse...
zapateado voltooid deelwoord (participio) van zapatear zapateado voltooid deelwoord (participio) van zapatearse...
zapateamos eerste persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van zapatearse eerste persoon meervoud verleden tijd (pretérito indefinido) van zapatearse...
enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van zapatearse gebiedende wijs (ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van zapatearse...
eerste persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van zapatearse derde persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van zapatearse...
enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van zapatearse gebiedende wijs (ontkennend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van zapatearse...