De beleefdheidsvorm in het Limburgs wijkt een beetje af van het model dat gebruikt wordt in het Nederlands, Frans en Duits. Beleefdheid kan op verschillende manieren uitgedrukt worden.
Beleefdheidsvormen worden meestal toegepast wanneer men tegen bepaalde mensen praat:
Ze worden meestal niet gebruikt wanneer men tegen de volgende mensen praat:
Als men de beleefdheidsvorm niet toepast wanneer het wel zou moeten, hoort men vaak ziedzj'èng doedzje! of zietse, neet doetse! (van het Duits siezen en duzen) en dan weet men dat men de beleefdheidsvorm moet toepassen.
De allereerste vorm is een redelijk veel voorkomende vorm. In het Limburgs is het gebruikelijk om de -n van de infinitief niet te schrijven of uit te spreken. Door het wel te schrijven en uit te spreken wordt een beleefdheid uitgedrukt:
Een andere manier om beleefdheid uit te drukken is in de gebiedende wijs. In het Nederlands gebruikt men dan vaak een constructie zoals Komt u mee!. In het Limburgs doet men het als volgt:
Nog een manier om beleefd over te komen is door middel van een groep werkwoorden die men in het Limburgs de belaefhedwèrkwäörj (beleefdheidswerkwoorden) noemt. Het gaat hier om twaalf werkwoorden die alleen in de tegenwoordige tijd voorkomen. De persoonsvorm blijft hetzelfde, maar het werkwoord is anders:
In tegenstelling tot het Nederlands kan beleefdheid ook in andere personen worden uitgedrukt. Meestal wordt dit gedaan in het bijzijn van een belangrijke persoon:
Zoals al hierboven genoemd werd, zijn er twaalf werkwoorden. Hiervan worden er slechts zes alledaags gebruikt. De andere zes komen slechts af en toe voor:
Veelvoorkomend | Vertaling | Gewone vorm | Zeldzaam | Vertaling | Gewone vorm |
---|---|---|---|---|---|
hode | hoeven | hove | bónne | zijn | zeen |
hóbbe | hebben | höbbe | mógge | mogen | moge |
kónne | kennen, kunnen | kènne | vónje | vinden | vinje |
lete | laten | laote | waarde | worden | waere |
módde | moeten | mótte | wote | weten | weite |
zaan | zien | zeen | zaagke | zeggen | zègke |
Een andere manier om beleefd over te komen is het gebruik van geschoold vocabulaire. Vaak wordt gedacht dat het gebruik van Franse of Latijnse termen geschoolder overkomt, maar het tegendeel kan waar zijn. Zo kunnen termen die allebei als gewoon Limburgs beschouwd worden één geschooldere term hebben. Het woord mert betekent markt en is ondanks dat het een oud leenwoord behoorlijk ingeburgerd. Het komt beleefder over om koupstaad te gebruiken. Ook komt het voor dat een woord als dieërisj (theoretisch), dat een leenwoord is, als minder beleefd gezien wordt dan brèèdelik.
De laatste manier waarop beleefdheid kan worden uitgedrukt is gebaseerd op het Nederlands, het Duits en het Frans. In het Nederlands gebruikt men namelijk de constructie "U + derde persoon enkelvoud van het werkwoord". In het Limburgs kan zoiets ook met "geer" en "zie". Geer, dat eigenlijk jullie betekent, neemt zijn eigen vorm mee, de tweede persoon meervoud van het werkwoord. Zie, een leenwoord afkomstig van het Duitse Sie, neemt de derde persoon meervoud van het werkwoord:
Hoewel in de spreektaal geen verschil in betekenis tussen geer en zie is, wordt in de schrijftaal zie alleen voor meervoudsvormen gebruikt en geer voor zowel meervoud als enkelvoud.