Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
zeen. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
zeen, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
zeen in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
zeen is hier. De definitie van het woord
zeen zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
zeen, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
- In de betekenis van ‘pees’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1350 [1]
zeen
- o (anatomie) stofnaam voor stevig maar buigzaam weefsel aangehecht aan een spier die de kracht ervan overbrengt op het skelet
- Dat is oneetbaar omdat het voornamelijk zeen is.
- v/m een pees bestaande uit
- Je moet die zenen verwijderen.
1. stevig maar buigzaam weefsel
45 % |
van de Nederlanders;
|
12 % |
van de Vlamingen.[2]
|
- 1 t/m 5: Verwant met het Oudduits sīn, Latijn esse, Oudengels sēon en sōþ (waarheid).
- 6 t/m 9: Protogermaans *sehwan. Verwant aan het Oudengels sēon, Oudfriese sīa (Westlauwer-Fries sjen), Oudduits sehan (Duits sehen), Oudsaksisch sehan (Nederlands zien), Oudnoords sjá (Deens en Zweeds se, IJslands sjá), Gothisch 𐍃𐌰𐌹𐍈𐌰𐌽.
zeen
- koppelwerkwoord: zijn
- «Ich bön 'ne sjoester.»
- Ik ben een schoenmaker.
- hulpwerkwoord: zijn, worden
- «Doe bös gólpe gewaore.»
- Je werd geholpen.
- bestaan (meestal bij gebruik subjunctief)
- «Zie det bieës waal?»
- Bestaat dat beest wel?
- aan de beurt zijn
- «Doe bös noe.»
- Je bent nu aan de beurt.
- gelijk staan aan
- «Drèè èn vief is ach.»
- Drie plus vijf staat gelijk aan acht.
- zien
- «Zuus toe waad ich zeen?»
- Zie jij wat ik zie?
- kijken
- «Zuuch dao!»
- Kijk daar!
- erop lijken
- «'d Zuut det ich mót aafwasje dèsdaags.»
- Het lijkt erop dat ik vandaag moet afwassen.
- het onder ogen zien
- «Zenem!»
- Durf het onder ogen te zien!
zeen
- zijn
zeen
- zijn