|
|
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
kijken 'kɛɪkə(n) |
keek kek |
gekeken ɣə'kekə(n) |
klasse 1 | volledig |
kijken
|
|
Kijken hoe iets (bijv. een organisatie) van binnen werkt, kijken hoe iets in detail in zijn werk gaat
Voorspellingen proberen te doen over iets wat zich niet laat voorspellen
Afwachten alvorens iets te doen, zodat men zich eerst een goed beeld van de situatie kan vormen
Opgehangen worden
Iemand intensief controleren tijdens bep. werkzaamheden
Je moet niet al te kritisch zijn over cadeaus, of koopjes
Beteuterd, sip of treurig kijken (zie ook oor)
Stomverbaasd voor zich uit staren
Niet goed genoeg kijken
Beteuterd of (meestal) onaangenaam verbaasd of verrast zijn
Te veel alcohol drinken en daardoor erg dronken worden
Nadat iets eenmaal gedaan is, is het gemakkelijker aan te wijzen hoe het beter had gekund
Geheimen onbedoeld prijsgeven
Twijfelend, bedenkelijk of ietwat zorgelijk kijken
|
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |