Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
aanvanger. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
aanvanger, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
aanvanger in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
aanvanger is hier. De definitie van het woord
aanvanger zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
aanvanger, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
de aanvanger m
- iemand die iets start
- Aanvanger. Bilderdijk bezigt dit woord niet alleen in den hier goedgekeurden, althans erkenden, zin van de kerkelijke spreekwijs, Betrachtingen, bl. 114: Hij, niet een Engel, was de Aanvanger uws geloofs. ... [2]
- beginneling, onbedrevene
- ... - Maar ook in den afgekeurden van onbedrevene; Mac-Benac, bl. 245: Schoon ik slechts een aanvanger in het levendig Christendom ben en met vele zwakheden nog worstel. - 'k Moet echter verklaren, dat de gronden, voor de afkeuring van dit woord bijgebragt, mij niet overtuigd hebben. Het woord beginner, 't welk de Redactie beweert, dat wij voor aanvanger zeggen, is zoo weinig gebruikelijk, dat Kramers' Woordenb. het evenmin heeft als dat van Weiland. [3]
91 % |
van de Nederlanders;
|
89 % |
van de Vlamingen.[4]
|