aarzelde

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord aarzelde. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord aarzelde, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je aarzelde in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord aarzelde is hier. De definitie van het woord aarzelde zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanaarzelde, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • aar·zel·de
vervoeging van
aarzelen

aarzelde

  1. enkelvoud verleden tijd van aarzelen
    • Ik aarzelde. 
    • Jij aarzelde. 
    • Hij, zij, het aarzelde. 
     Zin om maandag na school naar mij te komen? Een film kijken ofzo? Ik aarzelde even voor ik ten slotte schreef: Goed.[1]
     Hij aarzelde een ogenblik voordat hij het tussen duim en wijsvinger doodkneep.[2]


  1. “Schildpadden tot in het oneindige” (2017), Gottmer op Wikipedia, ISBN 9789025768652
  2. Håkan Nesser
    “Het grofmazige net” (2001), De Geus (uitgeverij), ISBN 9789044524048