acobardar a·co·bar·dar overgankelijk afschrikken, bang maken ontmoedigen, demoraliseren [1] amedrentar, intimidar, espantar, asustar [2] desanimar, abatir...
acobardare aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud toekomende tijd (futuro) van acobardar aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud toekomende tijd (futuro)...
acobardaren aanvoegende wijs derde persoon meervoud toekomende tijd (futuro) van acobardar...
acobardaría eerste persoon enkelvoud voorwaardelijke tijd (condicional) van acobardar derde persoon enkelvoud voorwaardelijke tijd (condicional) van acobardar...
acobardamos eerste persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van acobardar eerste persoon meervoud verleden tijd (pretérito indefinido) van acobardar...
tegenwoordige tijd (presente) van acobardar aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van acobardar gebiedende wijs (bevestigend...
eerste persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van acobardar derde persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van acobardar...
enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van acobardar gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van acobardar...
meervoud tegenwoordige tijd (presente) van acobardar gebiedende wijs (ontkennend) tweede persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van acobardar...