Geluid: afslurpen (hulp, bestand) af·slur·pen samenstelling van af bw en slurpen ww afslurpen met halfgesloten mond en bijgeluiden zuigend een...
Geluid: afslurpend (hulp, bestand) af·slur·pend afslurpend onvoltooid deelwoord van afslurpen...
Geluid: afslurp (hulp, bestand) af·slurp afslurp (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afslurpen ... dat ik afslurp. Het woord...
tijd van afslurpen Ik slurp af. gebiedende wijs van afslurpen Slurp af! (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afslurpen Slurp...
afslurpen Jij slurpt af. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afslurpen Hij slurpt af. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van afslurpen...
Geluid: afgeslurpt (hulp, bestand) af·ge·slurpt vervoeging van afslurpen: voltooid deelwoord (van het scheidbare werkwoord), op te vatten als samenstelling...
tegenwoordige tijd van afslurpen ... dat jij afslurpt. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afslurpen ... dat hij afslurpt. ...
slurpte af (hulp, bestand) slurp·te af slurpte af enkelvoud verleden tijd van afslurpen Ik slurpte af. Jij slurpte af. Hij, zij, het slurpte af. ...
bestand) af·slurp·te afslurpte (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van afslurpen ... dat ik afslurpte. ... dat jij afslurpte. ... dat hij, zij, het afslurpte...
bestand) af·slurp·ten afslurpten (in een bijzin) meervoud verleden tijd van afslurpen ...dat wij afslurpten. ...dat jullie afslurpten. ...dat zij afslurpten...