alleenlijk

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord alleenlijk. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord alleenlijk, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je alleenlijk in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord alleenlijk is hier. De definitie van het woord alleenlijk zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanalleenlijk, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.


  • al·leen·lijk

alleenlijk [2]

  1. in je eentje zonder andere mensen
  2. slechts
     Het briesen der paarden mengde zich met het zoete geluid der jachthorens; echter hing de valbrug nog in de hoogte en de voorbijgaande landlieden mochten alleenlijk raden wat er gaande was.[3]
     De linkervleugel bestond alleenlijk uit de tienduizend man van Breydel; aan de ene zijde blonken de ontellijke bijlen der beenhouwers in de ogen der andere krijgsknechten, ook wendden zij gedurig het hoofd af, want de gloed der zon, die in deze stalen spiegels weerkaatste, bedreigde hen met verblindheid.[3]