belezenheid

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord belezenheid. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord belezenheid, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je belezenheid in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord belezenheid is hier. De definitie van het woord belezenheid zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanbelezenheid, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·le·zen·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord belezenheid
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de belezenheidv

  1. het veel (boeken) gelezen hebben en daardoor veel kennis bezittend
     Pierre bewonderde in vorst Andrej altijd diens gemakkelijke omgang met allerlei slag mensen, zijn buitengewone geheugen, zijn belezenheid (hij had alles gelezen, wist alles en had overal verstand van) en bovenal zijn talent om te werken en te studeren.
     Daarbij was hij volgens zijn zoon geen archiefrat: "De laatste keer dat hij een archief zag, was toen hij omstreeks 1960 werkte aan zijn dissertatie." Hij baseerde zich op literatuur en gebruikte zijn belezenheid om over geschiedenis te denken en erover te schrijven.
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. belezenheid op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. “Oorlog en Vrede” (1869), G.A. van Oorschot op Wikipedia, ISBN 9789028251151
  4. Bronlink geraadpleegd op 11 januari 2022 Weblink bron
    Dik Verkuil
    “Historicus Hermann von der Dunk was geen archiefrat, maar meeslepend verteller” (23-08-2018), NOS