bezwoer

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord bezwoer. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord bezwoer, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je bezwoer in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord bezwoer is hier. De definitie van het woord bezwoer zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanbezwoer, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • be·zwoer
vervoeging van
bezweren

bezwoer

  1. enkelvoud verleden tijd van bezweren
    • Ik bezwoer. 
    • Jij bezwoer. 
    • Hij, zij, het bezwoer. 
     Hij bezwoer dat hij alleen maar verliefd was geraakt en dat dat helemaal losstond van de lengte van zijn verlof, maar dat er nieuwe verlofdagen kwamen, dat hij elke dag naar haar zou verlangen en zo verder. Toen hij eindelijk wegkwam, was hij even opgelucht als altijd.[1]
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Blauwe ster” (2016), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044628265