boerenvolk

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord boerenvolk. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord boerenvolk, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je boerenvolk in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord boerenvolk is hier. De definitie van het woord boerenvolk zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanboerenvolk, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
boerenvolk
  • boe·ren·volk
enkelvoud meervoud
naamwoord boerenvolk
verkleinwoord boerenvolkje boerenvolkjes

het boerenvolko

  1. deel van de bevolking dat als landbouwer werkt
     In de pas jullie... Ach! Dat boerenvolk! riep een officier, terwijl hij de ongelijk lopende boeren die de draagbaar deden schokken bij hun schouder staande hield.[2]
     Bennie Jolink kwam zonder zijn eigen koningin, maar een groot aantal vrouwelijke fans liet niets verhullend weten best wel de 'koningin voor één avond' van het boerenvolk te willen zijn. De vijf muzikanten van Normaal zetten de boel op stelten en maakten er in de tent op het marktplein een ouderwets gooi- en smijtfeest van.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
  3. Bronlink geraadpleegd op 19 januari 2022 Weblink bron “Normaal zet de boel op stelten” (28-04-2013), Tubantia